De beroemde schrijver Rudolf Herter uit Amsterdam die in dit boek de hoofdrol speelt is zó overduidelijk het alter ego, of beter: de schrijver zelf onder andere naam, dat we hier te maken hebben met een werk waarin de auteur zijn eigen verhaal vertelt.
Dat wil zeggen, voor zover het de raamvertelling betreft. Het schrijverschap brengt de gevierde auteur in Wenen waar hij een lezing gaat houden. De auteur koketteert hier met de lichamelijke beperkingen waar de hoofdpersoon na ingrijpende ziekte en door gevorderde leeftijd mee te maken heeft. Herter sleept zich voort, noodgedwongen door het grote succes van zijn meesterwerk De Uitvinding van de Liefde, van TV interview naar signeersessie en wordt met alle egards als Herr Doktor Herter in de Nationalbibliothek aan de Josefsplatz uitgenodigd voor zijn rede. Duidelijk proef ik hier de ironie waarmee Mulisch zijn alter ego laat figureren en lof toezwaait. De grote schrijver op zijn best.
De gezondheidsproblemen van Herter, breed uitgemeten, zijn herkenbaar terug te voeren op de schrijver zelf. En de oplossing die hij in het slothoofdstuk van de raamvertelling aandraagt komt zodoende niet onverwacht. Het is alsof Mulisch zichzelf uit de tijd schrijft.
Maar dan de onverwachte wending als Rudolf Herter na afloop van zijn lezing een ouder echtpaar ontmoet, dat hem iets te vertellen heeft. De raamvertelling kantelt, de focus komt te liggen op het verhaal dat de twee aan hem vertellen, in het decor van hun eenvoudige en bedompte woning in Wenen. De geur van een verborgen verleden, een verpletterend geheim. Herter is verbijsterd en totaal gefascineerd.
Dan volgt de beschrijving van de beklemmende en bizarre sfeer in Berghof op de Obersalzberg, de thuisbasis van Adolf Hitler. Levensecht neergezet, met historische details die je doen voelen wat hier aan de hand was.
Het beste stuk van het boek is nu het filosofische deel waarin de auteur Wagner, Nietzsche en het bestaan van de ‘onpersoon’ de ondenkbare anti-mens Hitler aan elkaar knoopt. In dit stuk komt ook de levenslange worsteling van Mulisch met de oorlog tot een soort van oplossing, met mythologische proporties.
Merkwaardig, maar misschien wel nodig om het verhaal af te maken, zijn de gefingeerde dagboekfragmenten van Eva Braun die daarop volgen. Goed geschreven, maar het realisme van deze scènes heeft een wisselvallig karakter. Eva Braun weet te veel, zo lijkt het en haar geliefde ‘Dolfi’ is hier ineens een mens van vlees en bloed.
Mulisch was een zoon van een collaborerende Hongaars-Oostenrijkse vader en een Duits-Joodse moeder. ‘Need I say more’, zou ik willen zeggen. Het thema oorlog heeft hem altijd beziggehouden. En, misschien niet helemaal overtuigend, heeft hij het onderwerp in deze laatste roman ten grave willen dragen. Voer voor biografen.