De tuin van de samoerai beschrijft een jaar uit het leven van de Chinese Stephen. Hij lijdt aan tuberculose en om (verder) op te knappen gaat hij, vanuit Hong Kong waar zijn moeder, broer en zusje wonen, naar Tarumi in Japan.
Zijn familie heeft daar een vakantiehuis, waar Matsu de huisbewaarder van is en de tuin onderhoudt. Stephen's vader pendelt heen en weer tussen Japan (Kobe) en Hong Kong, vanwege zijn werk. Het jaar is 1937 en Japan is in oorlog met China en dringt verder en verder op naar het zuiden... dichter en dichterbij Hong Kong dat waarschijnlijk veilig blijft, omdat het nog onder Brits beheer valt.
Stephen leeft iets meer dan een jaar samen met Matsu, een rustige bijna stugge man, die meer zegt door wat hij niet zegt, dan wat hij wel zegt. De tuin bij het huis speelt een belangrijke rol, maar een andere tuin een eind verder bergop gelegen in Tamaguchi speelt een nog belangrijkere rol. Het is een zogenaamde '
droge tuin' aangelegd door Matsu en onderhouden door Sachi.
Tamaguchi is een speciaal dorp; ontstaan en bewoond door mensen die uit Tarumi maar ook andere oorden vertrokken zijn om hun familie niet ten schande te zetten.
Stephen maakt ook kennis met Keiko, een dorpsmeisje wiens broer in China vecht en Kenzo, de vriend van Matsu en ex van Sachi.
Tsukiyama schrijft poëtisch in 'simpele' bewoordingen. Ze beschrijft het Japanse dorpsleven leven zoals je je dat voorstelt.. rustig, stil, beleefd, beschaafd, voorkomend. De beleefde wijze van omgaan met elkaar, die toch vol emotie is, beschrijft ze mooi... de relatie tussen Stephen en Keiko, maar vooral tussen Matsu en Sachi en Stephen stroomt van de bladzijden, zonder dat er sprake is van heftige gebaren of bewoordingen. Mooi boek. Punt.